'Jij gaat daar staan', en hij wees de jonge vrouw een eindje bij haar aanstaande man vandaan. 'En jij', een dirigerende vinger naar de echtgenoot to be, 'jij gaat bij de auto staan. Ja, zo'.
Hij keerde zich met zijn indringend blauwe blik weer naar de jonge bruid. Met klem in zijn stem, neutraal en nuchter, vertelde hij haar: 'Jij neemt nu afscheid. Je gaat zo staan, alsof je weg gaat. En je neemt afscheid. Klaar. Ja, daar gaan we'.
Ze liet zijn woorden even bezinken.
'Apart'.
Ze nam haar pose in.
'Afscheid.
Ik heb nog niet eens 'Ja' gezegd.
'De trouwceremonie moet nog beginnen.
En nu... nu moet ik al afscheid nemen.
We zijn nog niet eens begonnen'.
Ze grinnikte.
Even.
Wat apart.
En toch...
Ze schudde haar hoofd.
Alsof ze iets van zich af wilde schudden.
Ze moest er niet aan denken.
Zo mocht het niet gaan!
Dat kon niet.
Dat hoorde niet.
Eind goed.
Al goed.
En ze leefden nog lang en gelukkig.
'Zo moet het gaan!', schreeuwde een stemmetje diep in haar.
Ondanks dat hield ze haar pose vast.
De pose van het afscheid.
'Ja, prima zo. Hou vast!', riep de fotograaf haar toe.
De camera klikte enthousiast.
Een enthousiasme dat ongepast leek.
En toch....
Jaren later.
Toen ze op de drempel stond van het afscheid,
en boos, want onbegrepen, een aantal foto's uit het foto-album scheurde,
ontdekte ze de laatste foto die de fotograaf van hen had genomen.
De foto van het afscheid.
Het bleek de enige foto die niet te verwijderen was uit het album.
De fotograaf had hem vast geplakt aan de kaft.
Alsof hij had gedacht: 'Just before the end'.
Als was het een omen.
Een vooruitwijzing.
Een magische daad.
Een foto van het einde.
Van hoe het zou gaan.
Van hoe het zou zijn.
So mote it be.
Was het een spreuk geweest?
Een betovering?
Of, een voorzienigheid.
Had de fotograaf iets gezien dat zij niet konden zien of wilden onderkennen?
Had hij iets geweten.
Op basis van zijn jarenlange ervaring
met bijna getrouwde stellen.
Had hij gezien?
Hun vorige levens.
Samen.
Wat zij nog hadden af te maken.
Samen.
In hun leven.
De tijdelijkheid van hun samenzijn.
Onder huwelijkse voorwaarden.
In voor- en tegenspoed?
Tot de dood ons scheidt.
Dood waren ze niet.
Nog niet.
Maar samen...
Ook niet.
Niet ..... meer.
Zo zelfs niet meer,
dat er niets anders restte dan .... afscheid.
In dankbaarheid.
Voor wat is geweest.