zondag 12 november 2017

Het meisje en de boze geest

Ze lag in bed. Bijna in slaap. Haar ogen vielen al dicht. Ze bevond zich in een behaaglijke sluimertoestand. Heerlijk soesde ze weg. Op een zee van vertrouwen. Gewiegd in de behaaglijke warmte van haar dekbed. 

En of ze nu al sliep of nog net een beetje wakker was, dat laat ik in het midden. Maar plotseling voelde het meisje een lichte tocht langs haar wang strijken. Een koude, ijskoude tocht. Heel licht, maar duidelijk voelbaar. 

En met de tocht kwam ook het tikken. Het tikken van haar spokende vrienden. Vriendelijke spoken die zo en toe een ommetje kwamen maken, langs haar verwarmingsbuis, in haar kamer. Zomaar, gewoon om even 'Hallo meisje lief' te zeggen. Even laten weten: 'Wij zijn hier en jij bent daar en alles, alles is goed'. Dan tikte ze vrolijk terug. In de wetenschap dat alles, alles goed was.

Maar vanavond was ze te moe. Dit keer had ze even geen zin, geen puf meer om overeind te komen en haar potlood te pakken. Het potlood waarmee ze altijd terug tikte als wedergroet, zo van 'Alles, alles is goed'. Dus bleef ze stil liggen. Liggen luisteren. Naar het tikken van haar vrienden de spoken. In de veronderstelling dat het dan wel snel gedaan zou zijn. Met het getik.

Maar …. dat was buiten de spoken gerekend. Want, het tikken, het tikken hield aan. Het tikken hield aan en... werd zelfs indringender. Dringender. Alsof er iemand daar in die muur zat die schreeuwde om aandacht. Om haar aandacht. Aandacht die ze nu, op dit moment, even niet kon geven. Want ze was zo moe. En bijna lekker in slaap.

De tikker nam er geen genoegen mee. En tikte met luide tikken meedogenloos op de leiding in de muur. Tegen de muur. Op de muur. Steeds dichter kwam het tikken dichterbij het meisje. Zo dicht dat het een beetje eng werd. Dat ze er kippenvel van kreeg, alsof haar velletje zo de benen wilde nemen en weg wilde rennen. 
Maar ze bleef liggen. Ze bleef doodstil liggen luisteren naar dat vreemde getik dat steeds dichterbij kwam. Alsof het een levend iets betrof dat haar moest hebben. Al wist ze niet waarom.

Het getik kwam steeds dichterbij. En uiteindelijk zo dichtbij dat het fysiek werd. Dat ze letterlijk iets of iemand voelde tikken op haar arm.

Voorzichtig keek ze over het randje van haar dekbed. Klaar om het dekbed over haar hoofd te trekken als ze iets engs zou zien. Klaar om heel diep weg te duiken als ze een of ander monster op haar bed zou treffen.

Ze keek en .... verstijfde... Ter plekke. Ze verstijfde zo erg dat ze zich niet meer kon verroeren. Laat staan dat ze onder haar dekbed kon wegduiken. Even kon ze helemaal niets. Alleen maar kijken. Ademloos kijken. Naar iets dat op haar bed zat.

Zomaar op haar bed ... zat daar... een iets dat ze nog niet eerder had gezien.

Eerst leek het een donkere vlek. Gewoon een heel zwarte wolk. Alsof het een soort schaduw was. Maar langzaam, langzaam maar zeker, kreeg de wolk een vaste omtrek. Alsof er iets geboren werd, vanuit die wolk. Of alsof die wolk iets verhulde. Een iets dat zich eigenlijk niet wilde laten zien, omdat het zich voor zichzelf schaamde.

En hoe meer er van zichtbaar werd, hoe meer ze wenste dat dat iets een wolk bleef, want wat ze zag... was buitengewoon eng.

Op het monsterlijke af.

Een wezen, een man die helemaal zwart was. Helemaal pikzwart. En bloot. Met overal schrammen en krassen en zelfs een open wond. Waar allemaal pus uit kwam. Dat zag er niet erg fris uit en ... het stonk ook nog eens. Zijn ene oog zag er gehavend uit. De rafels hingen om zijn ooglid en zo te zien deed dat heel erg veel pijn. Zijn handen ... waren op sommige plekken nagelloos en op andere groeiden juist heel lange nagels. Vermoedelijk zaten daar zijn vingers.

Het meisje rilde. Ze rilde zoals ze nog nooit gerild had. Ze had het plotseling zo verschrikkelijk koud dat ze wenste dat het zomer was. Een snikhete dag.

Maar het was geen zomer. Het was herfst. En ze zat hier op haar kamer met ... vermoedelijk ... een boze geest.

'Wie... wie bent u?', vroeg ze vanuit gewoonte zo beleefd mogelijk. De boze geest kreunde even aangedaan. Alsof haar vraag hem pijn deed. En hij greep haar vraag aan als een uitnodiging om even te gaan verzitten, op het randje van haar bed.

Hij keek even naar wat zijn handen waren en zei bedeesd: 'Ik ben nou wat de mensen noemen een boze geest'.

'Ja', zei ze zacht, 'dat dacht ik al'. Zonder verwijt of angst of boosheid.

En toen was het even stil. Zowel het meisje als de boze geest wisten even niet hoe ze verder moesten. Een beetje onwennig over dit plotselinge ongewone gesprek.

Maar het meisje was geïnteresseerd in deze boze geest. Want, iets in haar zei dat deze boze geest helemaal niet zo boos was. Maar eigenlijk meer... pech had. Ofzoiets.

Dus vroeg ze: 'Ben je boos?'

En de boze geest keek op. Schudde heel verdrietig zijn hoofd en maakte een onmenselijk jammerend geluid waar haar haren van overeind gingen staan. Ze stopte haar handen voor haar oren en zei: 'Wil je daar alsjeblieft mee ophouden, straks maak je mijn ouders nog wakker. En als ze jou hier zien zitten, dan hebben we de poppen aan het dansen. Voor jou en voor... mij'.

De boze geest hield abrupt zijn mond. Sloeg zijn hand verschrikt voor zijn mond en zei: 'Sorry, je hebt gelijk. Even niet aan gedacht'.

Ze keek de boze geest verrast aan en constateerde: 'Jij bent helemaal niet zo boos als je er uit ziet'. Waarop de vermeende boze geest zei: 'Dat klopt'.

'Ik wist dat ik bij jou aan het goede adres was..... Ik zag het al op het schoolplein van de week. Dat meisje ziet meer. Dat meisje kijkt anders. Ze zit niet vol oordeel, zoals zovelen anderen'.

Dat was een heleboel informatie die het meisje niet zo snel kon verwerken, dus bleef ze de geest rustig aankijken. Wachtend op wat komen zou.

'Ben je dan verdrietig', vroeg ze na een tijdje.

De geest ging nog eens verzitten, sloeg zijn ene been over zijn andere, sloeg zijn armen over elkaar en zei met een ernstig gezicht: 'Weet je wat het is, lief meisje, weet je wat het is... Ik ben blij dat ik je tref, want nu kan ik tenminste eindelijk eens mijn kant van het verhaal vertellen... Vind je dat goed?' En het meisje knikte. Ze was dol op verhalen. En een verhaal rechtstreeks van een boze geest... dat had ze nog niet eerder gehoord. 'Ik zal voorzichtig met je verhaal omgaan, lieve boze geest. Als ik er over moet zwijgen, zwijg ik. Als je wilt dat ik er over vertel, dan vertel ik er over'.

'Slinger het maar de wereld in', zei de boze geest met een grijns. 'Dat zal de mensen leren'.

'Oke, vertel maar', zei ze. 'Maar als je wilt dat ik gemene dingen de wereld in slinger, dan heb je pech, want dat doe ik niet'. 'Nee', zei de boze geest hoofdschuddend, 'nee, dat is nou juist Niet mijn bedoeling. Ik wil wat misverstanden uit de wereld helpen. Dat is alles. En als je me daarmee wilt helpen, graag. Ik ben je zeer dankbaar'.

En zo begon de geest te vertellen. En dit is wat hij te vertellen had:

'Lang lang geleden leefden er mensen in de bossen van verre landen. Bossen waar allerlei dieren woonden en inheemse planten groeiden. Ter heil en bescherming van de mensen. Maar op een dag kwamen er andere mensen in de bossen. Mensen die daar nog nooit eerder waren geweest en die er de weg niet kenden. Die de dieren niet kenden en de kracht van de planten al evenmin. Deze mensen kwamen daar en dan voor het eerst in aanraking met een dier dat zij noemden: de slang. Een beest dat zich kronkelend voortbewoog en scherpe tanden had. Scherpe tanden waar dodelijk gif uitkwam, als je het dier bedreigde. Door er op te gaan staan bijvoorbeeld. De mensen die het bos niet kenden, stierven door dit gif. Terwijl de mensen die dit bos wel kenden, niet stierven. Door toedoen van hun kennis van de krachten en tegenkrachten van dit bos.

De mensen van het bos werden gezien als de slaven van de slang. Want zij stierven niet door zijn beet. Zij bleven, in de ogen van de mensen die het bos niet kenden, op raadselachtige wijze leven.

Ze noemden de slang de duivel. Omdat die dood veroorzaakte. En dood was slecht. Een pijnlijke dood al helemaal. De mensen die de slangenbeten wisten te genezen, noemden ze duivelskunstenaars. En dat was dat'.

De boze geest hield even stil en schudde zijn hoofd voordat hij vervolgde. Het meisje luisterde ademloos en dacht ineens aan het bijbelverhaal dat ze op school gehoord had. Het verhaal over Adam en Eva. Waarbij Eva zogenaamd verleid was door de slang, om te eten van de boom van Kennis van Goed en Kwaad. Waardoor ze uit het paradijs waren verbannen. Uiteindelijk. En met alle gevolgen van dien.

'Heel slim van je', zei de boze geest, 'om aan dat verhaal te denken. Want, weet je, de slang was - bij de inheemse volken - het teken van de hogere machten. De geesten met de hoogste, zuivere kennis. Het is dus niet zo verwonderlijk dat die slang zich ophield in de boom van Kennis van Goed en Kwaad. Dat was namelijk Zijn boom. En wat doet een hogere macht als hij iemand treft die hongert naar kennis. Dan nodigt hij de hongerige ziel uit om te eten van zijn boom. Dat noemen we in de geestenwereld GastVrijHeid'.

De boze geest zweeg even. Waarop ze voorzichtig vroeg: 'Ben jij... ook zo'n hogere macht? Je weet namelijk heel veel'.

'Nou', zei de boze geest, 'daar zit een beetje de moeilijkheid, want... weet je... In de ogen van de mensen ben ik maar een ordinaire boze geest. Zo'n enorme klier die niets goeds in zich draagt. Dat klopt ook wel, voor een deel. Ik bedoel, ik zat in Rwanda, in de Rode Kmer, in de concentratiekampen, ik zit in de meisjesbesnijdenissen, maar ik zit ook ... en dat vergeten veel mensen volledig, ik zit ook op zondag in de kerk. Ik zit ook dagelijks in de tram. Ik loop ook gewoon over straat. Ik ben ook degene die een straatkrant koopt bij de straatkrantverkoper. Ik Zit Overal'.

'Hoezo dan?', had ze ernstig gevraagd.

'Nou, kijk, Newton ontdekte dat als je licht uiteen laat vallen door een prisma, dan blijkt wit licht te bestaan uit verschillende kleuren licht. Alle kleuren van de regenboog. Vandaar dat de regenboog het merkteken is van veel New Age-bewegingen. Regenboog-kleuren samen is wit licht. Is Zuiver. Het teken van Zuiverheid en Goddelijkheid. Dat wil iedereen. Daar wil iedereen heen. Naar de zuivere goddelijkheid. Prima. Of.. eigenlijk... niet prima. Helemaal Niet Prima. Want wat krijg je als je al die componenten uiteen laat vallen', en hier ging de geest ineens zo snel dat het meisje bijna de draad kwijt raakte, 'dan peuter je ook onzichtbaar licht los. Infrarood of weet ik het wat. Maar wat er nog meer niet zichtbaar is... dat zijn de donkere kleuren. Of.... mensen laten die met opzet weg. Omdat dat hen beter uitkomt. Want in het donker is het eng. Dat is altijd zo geweest. Al sinds mensengeheugenis'.

'Zodra je dingen los gaat peuteren, komen ze los van het geheel. En dus, komen ze op ZichZelf te staan. Gaan ze een eigen leven leven. Zo ook met mij. Op een dag werd ik los gepeuterd uit het geheel, door een heel kundige meneer of mevrouw - daar wil ik even vanaf zijn - die weet had van alle krachten die er in het universum te vinden zijn. Die persoon deed dit niet met kwade opzet. Maar, hij of zij overzag zijn eigen impact niet..... Met alle gevolgen van dien'.

De boze geest was even stil en slikte moeizaam. Het meisje vroeg of hij een glaasje water wilde, maar de boze geest wapperde haar vraag weg met de opmerking 'Ik drink nooit'. En plotseling schaterde hij uit: 'Drank maakt meer kapot dan je lief is... hahaha... en ik drink nooit een druppel!'.

Ze grijnsde met hem mee, al wist ze niet of ze zijn grapje nu helemaal begreep.

'Afijn', vervolgde de boze geest. 'Feit is dat toen de krachten eenmaal los waren, toen waren ze ook goed los. Want wat gebeurde er. Er waren mensen die ontdekten dat ze bepaalde krachten konden aanwenden om dingen gedaan te krijgen, op aarde. Dingen die in het voordeel van de gemeenschap waren, maar ook... in het voordeel van zichzelf. En die mensen... die gingen aan de haal met een kracht die uit henzelf voortkwam'.

'Hoezo?', vroeg ze verbaasd, want hoewel ze veel begreep, ging dit toch wel een beetje erg snel allemaal.

'Nou kijk', zei de boze geest. 'Als jij boos bent, wat doe je dan? Hmm?' Hij keek haar even met een schuin hoofd aan. Ze zweeg en dacht. 'Nou', zei de geest, dan ga je waarschijnlijk schelden, foeteren, schreeuwen tegen je vader of je moeder, en in het uiterste geval gooien met spullen. Of je krijgt het gevoel dat je die ander wilt vermoorden. Want... het is altijd de ander. Of tenminste, vaak. Maar wat je je niet realiseert, is dat de emotie die jij zo aan de dag legt, een heel oude emotie is. Een kracht waar je onder andere mij tegenkomt. Elke dag. Alleen, omdat ik me zo via jou manifesteer, ben je je er niet van bewust dat je op die momenten gebruik maakt van mij, als kracht. Omdat je mij als deel ziet van JeZelf. Namelijk jouw eigen emotie'.

Het meisje dacht na: 'Dus, jij bent mij?'. Ze kauwde even op het puntje van haar haar.

'Ja, zoiets', zei de geest. 'Een stukje in ieder geval'.

Beiden waren even stil. Beiden luisterden even naar de wind die om het dak woei. 'Gezellige kamer heb je', zei de boze geest, terwijl hij even om zich heen keek. 'Veilig, knus... Mooi schilderij ook'. Het meisje en de boze geest keken even naar het schilderij dat aan de muur hing waar net het getik uit was gekomen. 'Ja', beaamde Sofie, 'Ja, dat vind ik ook. Dank je'.

'Maar verder... Op het moment dat iemand boos wordt, dan kom ik in beeld. Vaak samen met de machten Woede, Onmacht en Frustratie. Zodra iemand vatbaar is voor deze emoties, is hij of zij vatbaar voor ons. En hoe vaker iemand een beroep op ons doet, hoe krachtiger wij worden. Want vaak aanroepen, werkt zeer voedend, voor ons. Zo kunnen wij ons ontwikkelen en ontplooien. Verder groeien in onze kracht. Zonder dat wij dit Willen. Zonder dat wij dit kunnen stoppen of er toe aanzetten. Want... Wij hebben namelijk niet de regie, meisje lief. En dat is heel belangrijk. Wij hebben Niet, Nooit de Regie. Dat is de Mens.... De Mens heeft te allen tijde de regie. Alleen... en daar komt het... daar is de mens zich amper van bewust. Op een enkeling na dan....'.

Ze zat heel ernstig voor zich uit te kijken. En zweeg, terwijl haar hersenen als een razende werkten. Op volle toeren.

'Dus jij... jij trekt nu eigenlijk aan de noodbel?', vroeg het meisje peinzend.

'Ja!', riep de boze geest ineens uit. 'Ja, dat doe ik zeker! Want het wordt van kwaad tot erger! Je durft op den duur het journaal niet meer aan te zetten, vanwege het toenemende onheil! Ja! Het is Verschrikkelijk! Het is Afschuwelijk....! Maar iedereen zit maar naar elkaar te wijzen. En er is niemand die zegt: 'Owww, wacht es ff... Ik moet eerst eens gaan werken aan mijn eigen woede! Voordat ik mijn buurman voor de rechter sleep... of weet ik veel wat voor een narigheid...'.

'Het zijn niet de boze geesten. Het is de Mens met zijn emoties! Wanneer gaan de mensen dit nou eens zien!!

'Oke', zei het meisje, 'oke... en... Wat kunnen we daar aan doen? Dat is dan de volgende vraag'.

'Ik ben blij dat je het vraagt', zei de boze geest. 'Ik ben blij dat je het vraagt. De mens... de mens... die moet werken aan zichzelf. Alleen aan zichzelf. Daar kunnen ze hulp bij inschakelen. Van een ander. Dat mag allemaal. Als ze maar werken aan ZichZelf. En niet Mij de schuld geven van alle ellende, maar eens de oorzaak van hun gram gaan onderzoeken. Wat wil iemand die een ander wil vermoorden? Is hij bevangen door een boze geest... Welnee! Die persoon heeft een probleem en Daar moet je naartoe. Integreer de woede, de Angst, de onmacht in jezelf en je zult zien dat er dan ineens veel minder boze geest ronddolen op de aarde. Omdat ze hun thuis hebben gevonden. Omdat ze niet meer door een soort tunnel worden getorpedeerd, zoals de mens zich nu opstelt. Een tunnel voor kwalijke machten. Zodra je die tunnel verandert in veilig thuis voor alle mogelijke machten, dan zitten ze gezellig samen tv te kijken met een bakkie chips! En dat is waar de mensen naar toe moeten. Ze moeten stoppen met het zijn van een tunnel voor kwalijke machten. Die ze Zelf genereren'.

Het begon haar een beetje te duizelen. Er kwam een einde aan haar concentratie. De 'boze' geest zag het. Pakte haar beer en gaf hem aan haar. Een traan welde op in zijn ongehavende oog. 'Je bent lief, lief meisje. Niet te lief, maar precies goed. En je weet dat je veilig bent. Dat is het beste wat een mens kan hebben. Weten dat je veilig bent, want daardoor kun je praten met mij. Dank je wel, lekker slapen. Wij waken over jou'.

En Zip... de geest was verdwenen. Waar hij naartoe is gegaan... We weten het niet. Al hoort ze af en toe, heel af en toe nog een tikje op de leiding of een huilend geluid langs het dak. En dan denkt ze: 'Dag lieve 'boze' geest, wat fijn dat je er was'.

Liefs,
Nana X